Albrecht Haushofer - Sonnetten uit de gevangenis

Berlijn is, als je even oplet, een stad vol herinneringen aan oorlog en geweld. Iedere keer dat ik de stad bezoek ben ik weer onder de indruk. Zo veel lagen van de geschiedenis, zo veel mensen die hier de meest verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt. Uitgewist en vergeten? Nee – de tastbare getuigenissen blijven: resten van gebouwen, monumenten, ‘schuldige plekken’. Stolpersteine, kleine messing plakkaten in de stoep voor een huis, herinneren aan weggevoerde Joden. In sommige straten, bijvoorbeeld in de fraaie Thomasiusstraße in de centrumwijk Moabit, passeer je tientallen van deze herinneringen, huis na huis na huis.

Maar ook niet-tastbare bewijzen vertellen over het verleden: namen van straten, beelden, woorden. Het herinneren begint al als je het centraal station van Berlijn uitloopt. Langs het stationsplein, met de naam Europaplatz, ligt de Invalidenstraße, een belangrijke verkeersader die de vroegere oost-west grens doorsnijdt. De naam van deze straat verwijst naar oorlog: hij is genoemd naar het vroegere Invalidenhaus, nu het ministerie van Economische Zaken, dat vanaf de 18e eeuw diende voor de opvang van militairen die in een oorlog zwaar gewond waren geraakt.
Woorden als getuige
Misschien nog meer dan materiële herinneringen zijn namen en woorden krachtige getuigen van wat gebeurd is. Woorden kunnen niet vernietigd worden. Zij worden doorgegeven, steeds weer. Celmuren en de dood houden woorden niet tegen. Woorden klinken door in het hier en nu, getuigenissen van menselijkheid die geen regime kan uitwissen. Eén getuige wil ik hier naar voren halen: Albrecht Haushofer.
Judith Butler
Als je het station uitloopt zie je aan de overkant van de Invalidenstraße een lange bakstenen muur. Daarachter zijn in een park contouren van de gevangenis bewaard die hier eens stond, de Zellengefängnis Moabit. In de tweede wereldoorlog werden hier politieke gevangenen opgesloten. Eén van hen was Albrecht Haushofer, een wetenschapper die aanvankelijk met de nazi’s meewerkte, maar zich uiteindelijk tegen hen keerde en contacten had met de aanslagplegers van 1944. In eenzame opsluiting in zijn cel schreef hij gedichten.

Op 22 april 1945 werd Haushofer samen met 13 anderen onder voorwendselen uit de gevangenis gehaald, en op een naburig verlaten terrein door de SS doodgeschoten. Eén man overleefde de executie, en bracht Haushofers broer op de hoogte. Vele dagen later werden in Haushofers kleren blaadjes papier gevonden, met daarop de 80 gedichten die hij geschreven had. Ze trokken onmiddellijk de aandacht. Britse soldaten zorgden voor een eerste uitgave. Haushofers gedichten zijn als de Moabiter Sonette bekend geworden.

Meer over Haushofer (klik op de driehoek)
Albrecht Haushofer werd in 1903 in München geboren. Zijn vader Karl was hoogleraar geografie, president van de Akademie der Wissenschaften en grondlegger van het vakgebied geopolitiek. Karl Haushofers gedachten over de rol en identiteit van volken brachten hem in verbinding met het nationaal-socialisme. Haushofers ideeën over Lebensraum inspireerden Hitler. Op het persoonlijke vlak had vader Haushofer nauwe banden met Rudolf Hess, de latere plaatsvervanger van Hitler. Karl Haushofer was getrouwd met een vrouw die volgens de nazi-wetten ‘half-jood’ was (en dus was Albrecht officieel ‘niet-Ariër’), waardoor altijd een zeker wantrouwen bleef bestaan. Als hoog-burgerlijk conservatief kon Karl Haushofer zich nooit echt distantiëren van de nazi’s. Pas veel te laat zag hij in waartoe zijn academische denkbeelden geleid hadden. De geallieerden besloten hem niet te vervolgen. Maar zijn leven was verwoest, ook door de dood van zijn zoon Albrecht. In 1946 maakten hij en zijn vrouw een eind aan hun leven.

Karl Haushofer
Karl Haushofer is altijd een zeer omstreden figuur gebleven. Volgens sommigen was hij de kwade genius achter de denkbeelden van de nazi’s. Iemand als de Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig, die zelf voor het nationaalsocialistische bewind moest vluchten, oordeelt milder. In zijn boek “De wereld van gisteren”, geschreven rond 1940, beschrijft hij vriendschappelijke contacten met Haushofer en zijn vrouw. Zweig erkent dat Haushofers ideeën over Lebensraum een katalyserende rol speelden, maar ziet hem niet als “een grijze eminentie die op de achtergrond onzichtbaar zijn gevaarlijke plannen uitbroedt en ze de ‘Führer’ influistert.”
Albrecht Haushofer volgde in de voetsporen van zijn vader. Hij werd ook hoogleraar geografie, ondernam vele studiereizen naar landen over de hele wereld, en publiceerde onofficieel – nog in 1944 – een boek over geopolitiek. In zijn standpunten verschilde hij wezenlijk van zijn vader. Al vroeg voorvoelde hij de ramp die Hitler en consorten zouden brengen. In persoonlijk contacten uitte hij zijn twijfels. In wetenschappelijke voordrachten klonk voor de goede verstaander kritiek, al bleef het verscholen in academisch discours.

Albrecht Haushofer
Zijn biografe Ursula Laack beschrijft Albrecht Haushofer als een moeilijk te doorgronden en gevoelige man. (Ik citeer hier uit haar nawoord bij de uitgave van de sonnetten door Verlag C.H. Beck, Müchen 2012. Laack heeft ook een zelfstandige biografie geschreven.) Het is lastig te begrijpen waarom hij in de jaren na 1933 samenwerkte met het nazi-bewind, tot het niet meer ging. Hij ondernam diplomatieke missies in opdracht van Ribbentrop, minister van Buitenlandse zaken. Haushofer had contacten met Rudolf Hess, sprak zelfs met hem over zijn – uiteindelijk ook uitgevoerde – plannen om naar Engeland te vluchten in een poging onderhandelingen op gang te brengen. Ursula Laack verklaart zijn houding uit de keuze om te proberen invloed ten goede uit te oefenen op het regime, en met name op diplomatiek vlak bij te sturen. Enkele van de sonnetten geven steun aan deze verklaring. Hierbij speelde ook de bestempeling tot “niet-Ariër” een rol: dankzij de verbinding met Hess kon Haushofer docent blijven, wat anders veel moeilijker of onmogelijk geweest zou zijn.
De uitbraak van de oorlog sloeg elke hoop de bodem in. In een brief uit 1939 sprak Haushofer over het naderende einde van Europa. Ondanks zijn doorgaande verbinding met Hess zocht hij steeds meer contact met personen die kritisch stonden tegenover het bewind, en sympathiseerde met hen. Zijn schuldgevoel over zijn steun aan het regime speelde een rol; ook dit is in de sonnetten terug te vinden. Tegenover vrienden sprak hij uiteindelijk ook over de noodzaak van een staatsgreep. De vlucht van Hess maakte hem en zijn vader verdacht. Albrecht Haushofer kende velen van de deelnemers aan de geplande aanslag op Hitler in 1944, en wist waarschijnlijk iets over de plannen. Toen de aanslag mislukte en de Gestapo op grote schaal verdachten ging oppakken, sloeg Haushofer op de vlucht, en verborg zich in een berghut in de Beierse Alpen. Daar werd hij in december 1944 bij toeval ontdekt en gearresteerd.
Onlangs vestigde de Nederlandse historicus Bas von Benda-Beckmann de aandacht op een paar tot dan weinig bekende details, in zijn boek “Het kleedje voor Hitler” (Querido’s Uitgeverij, 2023), een kroniek over verschillende takken van zijn Duitse familie. Zijn oudtante Tini, geen nazi-aanhanger, raakte in 1944 zeer goed bevriend met Albrecht Haushofer, wandelde met hem in de bergen, en correspondeerde uitvoerig met hem. Hij schreef over zijn twijfels over het regime, maar hield zich ook in. Tini had hem kunnen helpen te vluchten over de bergen naar het buitenland, maar Albrecht koos om niet te gaan. Tini deed nog een poging om de hulp in te roepen van de met haar zus getrouwde generaal Jodl (die later in Neurenberg ter dood veroordeeld werd), maar die hield nadrukkelijk afstand, en wou dat de familie zich van Haushofer distantieerde. Volgens Jodl had Hitler zich heel scherp over Albrecht uitgelaten.
In de gevangenis in Moabit in Berlijn schreef Haushofer de sonnetten, naar het schijnt na een opdracht van SS-baas Himmler om zijn gedachten op papier te zetten. In de maanden in de Zellengefängnis onderging hij volgens Ursula Laack, afgaand op mensen die hem voor en na zijn gevangenname kenden, een transformatie. Haushofer worstelde zijn hele leven om zin te geven aan zijn onmiskenbare talenten. Hij kende twijfel over het nut van zijn wetenschappelijk werk, en twijfel en later schuldgevoel over zijn diplomatieke inspanningen. In zijn sonnetten heeft hij dat achter zich gelaten en klinkt bijna vrolijke gelatenheid. “Misschien ligt de kern van Albrecht Haushofers transformatie in zijn gevangeniscel in het besef dat het onvergankelijke geen vorm nodig heeft om te bestaan”, schrijft Laack. De sonnetten spreken op veel verschillende manieren van het onvergankelijke – en daarin schuilt de kracht – maar doen dat in de klassieke vormen en cultuurreferenties die Haushofer zo vertrouwd waren.
Het eerste sonnet:
IN BOEIEN
Voor hem die 's nachts hierin moet slapen,
zo kaal de cel ook leek, zo rijk aan leven
zijn haar muren. Schuld en lot weven
met grijze sluiers haar gewelf vol schaduwen.
Van al het lijden dat dit gebouw vult,
is er onder metselwerk en ijzertralies
een levende adem, een geheim trillen,
dat van andere zielen de diepe nood onthult.
Ik ben de eerste niet in deze ruimte,
in wiens pols de boeien snijden,
aan wiens verdriet zich de wil van vreemden voedt.
De slaap wordt waken zoals waken verandert in droom.
Terwijl ik luister, voel ik door de wanden
het beven van veel broederlijke handen.
De woorden raken in het hart. De opzet om mensen van elkaar te isoleren slaagt niet.

Haushofers woorden klinken nog steeds. De eerste regels van het tweede couplet van bovenstaand vers staan op de resten van de gevangenis waar hij eens zat. De sonnetten blijven in druk. Zijn graf is op een verscholen begraafplaats aan de Wilsnacker Straße, niet ver van de gevangenis. Hier zijn 300 mensen begraven tijdens en na de slag om Berlijn. De plaquette bij de ingang vermeldt: “Ze kwamen ze om tijdens gevechtshandelingen, in schuilkelders, bij het verkrijgen van levensbehoeften, door een nekschot, of ze pleegden zelfmoord”. Daaronder staat een tekst uit een van de sonnetten:
Waanzin alleen was meester in dit land,
in lijkenvelden eindigt zijn trotse loop,
en ellende, onmetelijk, stijgt op.
De humaniteit van Haushofer heeft de tijd doorstaan, terwijl het nazi-regime is uitgewist. Op slechts drie kilometer afstand van de gevangenis bevond zich de rijkskanselarij van Hitler. Daar is niets van terug te vinden. De Führerbunker is verdwenen onder een parkeerplaats. De Pruisische ulanenkazerne naast de gevangenis is afgebroken.

Haushofer voelde zich schuldig dat hij niet genoeg gedaan had, te laat in verzet was gekomen. Uit zijn gedichten spreekt vertwijfeling én berusting. Hij denkt aan zelfdoding, en kiest te blijven. Er is weemoed over wat verloren is gegaan, verlangen naar de Alpen waar hij opgroeide, en naar de hoogburgerlijke cultuur die hij als in 1903 geborene nog had leren kennen. Hij is woedend over de barbarij:
MACHINESLAVEN
Ravenna, Salzburg, München, Genua,
Westminster, Keulen, Antwerpen, Lübeck, Tours –
het waren steden –maar niet zomaar steden
zoals Krasnojarsk misschien en Omaha.
In al het werk, dat vormend een hand
met liefde schiep, is nog iets anders gebonden,
dan in machinegestamp jullie ooit hebben gevonden!
Machineslaven, dat steken jullie in brand!
Begrijpen jullie wat jullie doen met jullie spelletjes,
atoomvernietigende raketontstekers,
jullie schuimbekkende verkondigers van de totale oorlog!
Wat blijft er uiteindelijk over van al jullie doelen?
Als al het geërfde is vernietigd,
ontbreekt jullie zelfs een erfgenaam die naar je luistert!
Bovenal treft me zijn menselijke stem. Elk sonnet is een bespiegeling op wat er om hem heen gebeurt, met gevoel en inzicht, en verwijzingen naar natuur, steden, muziek. Soms is de toon zwaar, soms onverwacht licht. Over een mug die op zijn hand landt dicht hij:
Steek toe, opdat het je niet aan kracht ontbreke!
Wij zijn immers beiden, mens en mug, niets
dan kleine schaduwen van een groot licht.
Meer sonnetten (klik op de driehoek)
In het duister van de ondergang, ook zijn eigen, zag Haushofer de komende verandering – gewelddadig, of vredig, of allebei.
RONDMARS VAN DE GEVANGENEN
In Moskou heb ik eens een schilderij gezien.
Van Gogh, de meester. Donkere blokkenbouw.
Een binnenplaats. Gevangenen, grijs in grijs,
die hopeloos in enge kringen gaan.
Nu kijk ik zelf door de tralies
een hof in, waarin men mensen drijft
als kuddevee, dat nog gehoed moet blijven,
voordat men het de bijl laat voelen.
Als heerser over al deze grijze banen
staat één daarbuiten, vervuld van lust,
wanneer anderen lijden. Eén, die nog brult,
die uit de graven spruitend reeds lang begint,
voordat zij rood in rode stromen vloeit.
GELUIDEN
Van buiten dringt door slecht gevoegde ruiten
een koude winterse adem naar binnen,
en brengt in mijn cel's eenzaamheid
geluiden, die met de oorlog verbonden blijven.
De stap van de wacht en ook de marsliederen,
het sissende schuiven op nabije rails,
rommelende tandwielen van wapenfabrieken,
troosteloos geluid van nachtelijke sirenes.
Geluiden, die nog passen bij de huidige tijd.
Hoe hoor ik dag na dag motoren dreunen,
hoe zelden klinkt soms een klok!
Maar een winter voelt reeds de lentewind.
Er komt de dag, waarop de motoren zwijgen
en een reidans van klokken vrede inluidt.
Hij kijkt mild naar mensen in zijn omgeving. En velt tegelijk een zeer scherp oordeel over de toestand van de mensheid. De culturele verwijzingen tonen zijn kennis van andere volken en geschiedenissen.
DE WACHTERS
De wachters, toegewezen aan onze gevangenschap,
zijn brave jongens. Boers bloed,
weggerukt uit de hoede van de dorpen
in een vreemde, niet begrepen wereld.
Ze spreken nauwelijks. Alleen hun ogen vragen
soms zwijgend, alsof ze wilden weten,
wat hun harten nooit zouden moeten ervaren,
die zwaar het lot van hun vaderland dragen.
Ze komen uit de oostelijke streken van de Donau,
die de oorlog reeds heeft uitgeput.
Hun clan is dood. Hun have en goed verwoest.
Nog wachten ze misschien op levenstekenen.
Ze dienen stil. Gevangen – zijn ook zij.
Of ze het begrijpen? Morgen? Later? Nooit?
BARBARENDOM
In Syracuse, in een woeste tijd,
heeft men gevangenen laten gaan,
omdat zij zich van de ellende in het kerkerleven
door koorgezang van Aischylos bevrijdden.
Een Dzjengis Khan zelfs, vol van bloed,
heeft zijn strijders streng daartoe bevolen,
dat men bij de bouw van schedelpiramiden
de denkers en de kunstenaars zou sparen.
De tijden van zulke selectie zijn voorbij.
Wie zou vandaag durven een Dzjengis Khan te zijn?
Wie zou koren van gevangenen vrijkopen?
Zo prijzen wij voorbije barbarij.
In onze tijd zijn alle schedels gelijk.
In massa zijn wij ja zo schedelrijk!
DE TIJGERAPEN
In China noemde een wijze reeds lang geleden
de tijgerapen het verheven dier
(als Homo sapiens benoemt men het hier).
Het ware goed die naam verder te verspreiden.
De aap gelijk in het spelen van zijn driften,
de tijger gelijk in moorddadige kracht,
zo heeft de mens geweld aan zich verzameld
en wordt tot duivel, ontbreekt hem de liefde.
Zo groeien moord en brand en kwelling,
met trots weten steeds opnieuw verbonden –
door mensen alleen wordt zo geschonden!
En kwam een goddelijk man vandaag voorbij,
alleen om hen te manen, hij stierf morgen al,
aan het kruis genageld, onder spot en hoon.
Betekenis
Waarom is het belangrijk gedichten als deze, stemmen uit gevangenschap, door te blijven geven? Judith Butler schrijft in een essay over gedichten van mannen die na ‘9/11’ door de Verenigde Staten gevangen zijn gehouden in Guantánamo (zie ook artikel in Vredesspiraal juni 2025). Veel van deze gedichten werden in beslag genomen, maar een aantal bereikten de buitenwereld en werden gepubliceerd. Volgens Butler tonen de gedichten een moreel gevoel en reactie, die de militaire gang van zaken tegenspreekt. “De overweldigende kracht van rouw, verlies en isolatie wordt een poëtisch middel tot opstand.”
De woorden zijn uiting van verdriet, vernedering, verlangen en woede – ten diepste de adem van de schrijver – die permanent gemaakt wordt op papier, op steen, op een polystyreen koffiebeker, met de bedoeling contact tot stand te brengen. “Deze poëzie is bewijs, en een oproep waarin elk woord uiteindelijk bedoeld is voor een ander. Het zijn pogingen om een sociale connectie met de wereld te herstellen, zelfs wanneer er geen concrete reden is om te denken dat zo’n connectie mogelijk is.”
Precies dat doorbreekt de militaire orde, de gedachte dat muren opgetrokken kunnen worden, en dat veiligheid vereist dat mensen buitengesloten worden. Veel van de gedichten van Guantánamo gevangenen werden in beslag genomen of vernietigd. Het Pentagon gaf als reden dat gedichten een speciaal risico vormen voor de nationale veiligheid op grond van hun inhoud en vorm. Dat zegt genoeg.
Van Haushofers sonnetten gaat dezelfde kracht uit. Ondanks, of misschien wel juist door de menselijke kwetsbaarheid die er in besloten ligt, getuigen ze van leven en veelvormigheid en betekenisvolle relatie– precies dat wat de macht en ideologie van het regime uit wilde wissen.
Een korte versie van dit artikel verschijnt in het september nummer van Vredesspiraal.