Radicaliteit

In augustus 1914, aan het begin van de eerste wereldoorlog, legden Henry Hodgkin (een Quaker uit Engeland) en Friedrich Siegmund-Schultze (een Lutheraan uit Duitsland), een gelofte aan elkaar af: “Wij zijn één in Christus en kunnen nooit met elkaar in oorlog zijn”.
Dat werd de basis van de Fellowship of Reconciliation en de Versöhnungsbund, twee christelijk geïnspireerde pacifistische bewegingen. Beide bestaan tot op de dag van vandaag, en met zuster-organisaties in tientallen landen, waaronder in Nederland Kerk en Vrede, vormen zij de International Fellowship of Reconciliation, IFOR.
Geen vijanden
NAVO-generaals en politici beweren dat oorlog op NAVO-grondgebied binnen enkele jaren een feit is. En de Europese regeringsleiders volgen blind: ze verhogen de defensiebudgetten enorm, en roepen de bevolking op om weerbaarheid te ontwikkelen. Wetten en regels worden aan de kant gezet, zodat het militaire apparaat geen last heeft van natuurwetgeving, inspraak, en werknemersrechten.
Hoe dringend nodig is nu de oproep: het kán niet, we kúnnen niet met elkaar in oorlog zijn, we gaan géén oorlog met Rusland voeren. Niet langer met als grond dat de tegenstander en wij christen zijn, maar omdat we allen mensen zijn, behorend tot één wereldwijde gemeenschap. Mensen met dezelfde verlangens, zorgen, behoeften en aspiraties. Er is niets dat mij fundamenteel anders maakt dan iemand uit Rusland, China, India of welk land dan ook. Alleen onze politieke en economische systemen verschillen, en onze culturele geschiedenis.
“Heb je vijanden lief” zei Jezus in de Bergrede. Laten we om te beginnen de Russen eens niet meer als de vijand beschouwen. Daarvoor moeten we een mentale grens oversteken – een onzichtbare scheidslijn die ‘de ander’ apart zet van ‘ons’. Om welke levens treuren we? Alleen die aan onze kant?
Slachtoffers
Wat me opvalt in de beeldvorming over de oorlog in Oekraïne is hoe weinig het over slachtoffers gaat. Over de Oekraïense zijde horen we vooral verhalen over moed en uithoudingsvermogen. Dappere soldaten die standhouden tegen de vijandelijke overmacht, burgers die aanvallen moeten doorstaan maar toch vooral doorgaan met hun gewone leven, en een bloeiende defensie-industrie waarvan het westen nog veel kan leren. Dat velen oorlogsmoe zijn mag nauwelijks gezegd worden. De krant Kyiv Independent rapporteert dat het leger op instorten staat, door een moeizame mobilisatie, uitputting, verliezen door steeds meer dodelijke drones, en massale desertie. In de eerste zeven maanden van 2025 vertrokken 110.000 soldaten zonder toestemming.
De beeldvorming over wat er aan Russische zijde gebeurt is afstandelijk. De raket- en drone-aanvallen op steden krijgen de meeste aandacht, maar wat zich aan het front afspeelt veel minder. We horen cijfers over vierkante kilometers die veroverd zijn, en over aanvalstactieken van de Russen die zich niet lijken te bekommeren om verliezen (“zo vechten ze nu eenmaal altijd”). De aantallen zijn ontstellend, minstens 220.000 gedode Russische soldaten, maar lijken geen gevoel op te roepen. Af en toe verschijnen reportages die iets onthullen over het ronselen van mannen in arme regio’s, de slechte training en uitrusting, en het terugsturen van gewonden naar het front. De realiteit van de frontlinie wordt hoogst zelden getoond in de media (vergelijk dat eens met Gaza). Terwijl de beelden er zijn. Zoek via Google of op X maar op “drone trench” of "soldier drone trench". Horror-scènes, live gefilmd, overigens ook met Oekraïense slachtoffers. De anti-oorlogsfilm “Russians at war” over het leven van Russische soldaten aan het front, mocht op veel plaatsen niet vertoond worden.
Ongemakkelijke vragen
Het aantal slachtoffers aan Russische zijde is een stuk hoger dan onder Oekraïners. Tellen we de Russen mee als we het hebben over het leed van de oorlog? Welke afweermechanismen worden in stelling gebracht om het daar niet over te hebben? “Het zijn soldaten”. “Ze kiezen er zelf voor”. “Het ligt aan Poetin”. “Moeten ze maar in verzet komen”.
De ongemakkelijke parallel – of eigenlijk tegenstelling – met de Gaza-oorlog: Het officiële verhaal van Israël is dat de slachtoffers in Gaza eigenlijk Hamas-strijders zijn, of onvermijdelijke nevenschade. Terecht accepteert een groot deel van de wereld dat argument niet. Tegelijk hebben we het niet over de grote aantallen Russische slachtoffers. Zijn zij allen een legitiem doel, of onvermijdelijke nevenschade? Kan de ene partij zijn handen in onschuld wassen omdat de heerser over de andere partij zijn manschappen de dood instuurt?
Volgens het oorlogsrecht zal het wel kloppen dat je de ander mag afslachten. Maar kunnen we ons er moreel net zo makkelijk van afmaken? Kunnen we volhouden, net als Netanyahu doet, dat de tegenstanders legitieme doelwitten zijn of – helaas – niet te vermijden neven-slachtoffers? Wat vinden we er van dat met onze steun en wapens mannen gedood of verwond worden die onvrijwillig in het leger zitten: dienstplichtigen, mannen die niet weg mogen hoewel hun contract verlopen is, vrijgelaten krijgsgevangenen die teruggestuurd zijn naar het front in strijd met de regels, Noord-Koreanen die door hun leider gestuurd zijn? En ex-gevangenen en mannen uit regio’s met grote armoede, die gelokt zijn door hoge premies – is het ook voor hen “eigen schuld”? Allemaal vijanden die gedood mogen worden?
Ongemakkelijke vragen, die duidelijk maken hoe oorlog onze ethiek vervormt.
Zwarte realiteit - en onze rol
Onlangs organiseerden Haagse vredesorganisaties en kerken een vredessymposium. In een paneldiscussie verdedigde Jan Jaap van Oosterzee het standpunt van vredesorganisatie PAX dat in sommige situaties, bijvoorbeeld in Oekraïne, geweld nodig is om het internationaal recht overeind te houden en mensen te beschermen. Hij stelde dat het gesprek vermeden wordt over hoe leven onder een dictatuur er uit ziet. “Het zwart kan heel zwart zijn”. Alleen druk helpt, geen beroep op moraliteit, zei van Oosterzee.
Er is geen eenvoudig antwoord op de oorlog in Oekraïne. En ik ben het met van Oosterzee eens dat wij niet tegen Oekraïne kunnen zeggen: pleeg maar geweldloos verzet. En ja, de situatie onder het bewind van Poetin is duister. De repressie neemt ongekende vormen aan. Maar heeft de zwarte realiteit ook iets met óns te maken? Staat het westen geheel buiten de verharding van de laatste jaren? Zijn wij geen onderdeel van de escalatie-spiraal tussen Rusland en de NAVO, die ook binnenlandse uitwerking heeft? Het is wel erg makkelijk om te zeggen dat alles wat wij doen alleen maar een reactie is op wat Rusland doet.
Waarom wordt niet alles op alles gezet om via diplomatie een andere weg te verkennen? De vredesbeweging pleit voortdurend om ruimte te creëren via vertrouwenwekkende maatregelen en onderhandelingen. De regeringen van de NAVO-landen volharden in een ijzeren vijandsbeeld en zien zichzelf als hoeders van het internationaal recht. Dat beeld van eigen voortreffelijkheid en onverzettelijkheid (wat door Gaza toch onherstelbaar besmeurd is) staat echte oplossingen in de weg.
Welke toekomst?
Ooit komt er een einde aan de oorlog. Wat rest er dan? Een vernietigd land, gemeenschappen die voor generaties van elkaar vervreemd zijn, een ingestort Russisch regime met onvoorspelbare instabiliteit als gevolg? Een tot de tanden bewapend Oekraïne, een stekelvarken – een uitdrukking van EU-Commissievoorzitter Ursula von der Leyen – dat Rusland voor de eeuwigheid moet afschrikken? Is dat de toekomst waarnaar gestreefd wordt?
Op hetzelfde Haagse vredessymposium sprak Kees Matthijsen, luitenant-generaal buiten dienst, met ervaring in vier buitenlandse militaire missies. Hij zei: “Er is nooit een militaire oplossing om duurzame vrede te bereiken.” Er is veel meer nodig: diplomatie, onderhandelen, duurzame ontwikkeling, mediation. Hij vind het te gek voor woorden dat er nu door Nederland bezuinigd wordt op diplomatie, terwijl er grote bedragen naar wapens gaan.
Relatie
Radicaliteit vraagt volgens mij de wil om jezelf als onderdeel van een relatie te zien. Een harde grens tussen jezelf en de ander is onbestaanbaar – omdat je van elkaar afhankelijk bent en het samen moet rooien. In een isolement kan je niet bestaan. Dat geldt ook tussen landen, zeker nu de wederzijdse invloeden zo groot zijn en wereldomvattende problemen als de klimaatverandering om een gezamenlijke aanpak vragen. Het beeld van een land als een stekelvarken is triest en belachelijk.
Onderdeel zijn van een relatie betekent ook verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag. Het Westen kan zich niet vrij pleiten van imperialistisch gedrag, en de NAVO gedraagt zich niet alleen maar als een defensie-gemeenschap. Er is dringend behoefte aan eerlijkheid op dit punt. De vredesbeweging heeft concrete voorstellen op tafel gelegd voor een pad naar vreedzaam samenleven. Laat de onderhandelingen die in de Koude Oorlog leidden tot de akkoorden van Helsinki tussen Oost- en West-Europa, de VS en Canada, een voorbeeld zijn!
Daarmee is de oorlog in Oekraïne niet plotsklaps voorbij. Mijn pleidooi is niet om acuut de militaire verdediging op te geven. Wel om een beter alternatief te ontwikkelen. Radicaliteit is óók de houding die de Duitse theoloog, verzetsman en pacifist Dietrich Bonhoeffer verwoordde: “Als een christen de wapens opneemt, moet hij God dagelijks om vergeving vragen voor deze zonde en om vrede bidden”. Het onmogelijke wordt niet gevraagd. Maar besef het kwaad, en doe beter – zo versta ik zijn woorden.
Ik sluit af met een citaat van Ariel Gold, directeur van FOR-USA, de Amerikaanse Fellowship of Reconciliation. In een interview uit 2023 brengt ze onder woorden dat de oorlog in Oekraïne uitdaagt om opnieuw te onderzoeken waar ze in gelooft. Er is een instinctief gevoel dat Oekraïne moet winnen, zegt ze. En zeggen dat je tegen al het vechten bent is bijna een gemakkelijke uitvlucht. Mensen denken er heel verschillend over.
“Dus moeten we samenwerken in een coalitie, en we moeten overeenkomsten vinden met onze coalitiepartners. […] Dus waar zijn we het over eens? We weten dat deze oorlog moet stoppen, dus daar kunnen we het over eens zijn; en dat we een weg naar onderhandelingen moeten vinden, we moeten een staakt-het-vuren vinden. Als FOR kunnen we slechts een kleine hap uit dit probleem nemen. Maar we kunnen pacifisten in Rusland steunen, dienstweigeraars in Rusland, de vredesbeweging in Rusland – die mensen kunnen we bereiken en ondersteunen. Er zijn ook pacifisten in Oekraïne. We weten meer over hen omdat zij hun stem beter naar buiten kunnen brengen. We kunnen het maatschappelijk middenveld steunen; we kunnen mensen ter plaatse steunen die een einde aan deze gevechten eisen. We moeten voorop lopen in het exporteren van diplomatie naar Oekraïne; we kunnen een uitweg bieden. […] Dus we moeten een zo'n groot mogelijke alliantie vormen om te laten zien wat pacifisten te bieden hebben.”
De Amerikaanse uitdrukking die Gold gebruikt in de laatste zin is veel sprekender: to build as big a tent as we can. Een prachtig beeld: een tent, een tijdelijk en kwetsbaar huis, een koepel waaronder mensen zich verenigen om aan vrede te werken. Ook dat is radicaliteit: geen onkwetsbaarheid beloven, maar de langzame weg gaan van onderhandelingen en civiele krachtsopbouw. Wat zeker is, is dat de oorlog moet stoppen.